-
1 meer
meer1〈 het〉♦voorbeelden:————————meer2〈 bijwoord〉1 [in hogere mate] plus (que)4 [met ontkenning] plus♦voorbeelden:ik hou meer van zijn toneelstukken dan van zijn romans • je préfère son théâtre à ses romanshoe meer …, des te meer … • plus …, (et) plus …niet meer en niet minder • ni plus ni moinsdes te meer • d'autant pluszoveel te meer • à plus forte raisonmeer en meer • de plus en plus3 niemand meer? • personne d'autre?wie waren er nog meer? • qui y avait-il encore?ik kan niet meer • je n'en peux plus5 ergens meer komen • 〈dan een ander e.d.〉 y aller plus souvent (que); 〈 vrij vaak〉 y aller assez souventik heb het al meer gedaan • ce n'est pas la première fois que je le faisik doe het nooit meer • je ne le ferai jamais plusmeer dan eens • à plusieurs reprises————————meer31 [van wat genoemd wordt] plus (de)♦voorbeelden:reden te meer om • raison de plus pourmeer dan eens • plus d'une foismeer dan twintig boeken • plus de vingt livresdat is meer dan genoeg • c'est plus qu'il n'en fauter meer van weten • en savoir plus longhij vond haar aardig, maar meer ook niet • il la trouvait gentille sans plusonder meer • entre autresik zou het zonder meer doen (als ik jou was) • je n'hésiterais pas (à ta place)dat is zonder meer waar • c'est un fait incontestablehij is zonder meer vertrokken • il est parti sans rien direiets zonder meer aannemen • accepter qc. inconditionnellementhet is niet meer dan een formaliteit • ce n'est qu'une simple formalité -
2 dat is meer dan genoeg
dat is meer dan genoeg———————— -
3 genoeg
1 assez♦voorbeelden:diplomatiek genoeg zijn om • être assez diplomate pourben ik duidelijk genoeg geweest? • ai-je été assez clair?ik weet niet of ik duidelijk genoeg ben • je ne sais pas si je me fais bien entendreerg genoeg • par malheurniet mooi genoeg zijn • n'être pas assez beauoud genoeg zijn om • être en âge demen kan niet voorzichtig genoeg zijn • on ne saurait être trop prudentvreemd genoeg • chose curieusegenoeg gepraat • assez causédaaraan heb ik genoeg • cela me suffitergens genoeg van hebben • en avoir assezhij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivregenoeg van iemand krijgen • commencer à en avoir assez de qn.genoeg krijgen van lezen • se lasser de lireer wordt al genoeg gekletst • on jase déjà assez comme çadat zegt genoeg • cela en dit assezaan zichzelf genoeg hebben • se suffire à soi-mêmegenoeg hierover • c'en est assezik heb lang genoeg gewacht • j'ai attendu assez (longtemps)twee is genoeg • c'est assez de deux(het is) genoeg! • ça suffit!dat is meer dan genoeg • c'est plus qu'il n'en fautzo is het wel genoeg • ça suffit (comme ça)meer dan genoeg geld hebben (om) • avoir de l'argent de reste (pour)ik heb er meer dan genoeg van • j'en ai plus qu'assezzo is het wel genoeg • ça suffiter meer dan genoeg van hebben ↓ en avoir ras le bol -
4 zat
1 [dronken] bourré♦voorbeelden:zich aan iets zat eten • s'en mettre plein la lampe't zat zijn • en avoir ras le bolII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:je hebt nog tijd zat • tu as un temps fou devant toiik heb werk zat • j'ai du travail par-dessus la têtehij was rijk zat • il était plein aux asdat is zat voldoende • c'est plus qu'il n'en faut -
5 dat is zat voldoende
dat is zat voldoende -
6 moeten
I 〈 hulpwerkwoord〉1 [algemeen] devoir2 [willen] vouloir♦voorbeelden:hij wist niet meer waar hij moest blijven • il ne savait plus où se mettredat moet je nog eens doen (als je durft)! • recommence (si tu oses)!zij moet vroeger een mooi meisje geweest zijn • elle a dû être (une) jolie fille dans le tempsdat moet gezegd (worden) • il faut le diremoet je eens horen • écoute(-moi ça)hij moest wel lachen • il ne pouvait pas s'empêcher de rirehet moest niet mogen • ça ne devrait pas existerdat moet je zo uitspreken • cela se prononce comme çahij moet zich (haast wel) vergist hebben • il a dû se tromperdat had je moeten zien! • tu aurais dû voir ça!het moet al heel slecht weer zijn, wil hij thuis blijven • il faut vraiment qu'il fasse très mauvais pour qu'il reste à la maisonhet heeft zo moeten zijn • ça devait arrivermoest (je) dat nou (doen)? • est-ce que c'était vraiment nécessaire (de faire ça)?het moet • il le faut〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 hoeveel moet ik u? • je vous dois combien?wat moet, dat moet maar • il faut ce qu'il fautzo moet (je) het niet (doen) • ce n'est pas comme cela qu'il faut faireik moet nodig • ça presseweg moeten • devoir partiralles moet weg • tout doit partiraan een bril moeten • devoir porter des lunetteseen heilig moeten • un devoir sacro-saintals het moet • s'il le faut2 moeten jullie niet eten? • n'alliez-vous pas manger?ik moest gapen van die film • ce film m'a fait bâillerhij moest en zou het hebben • il le lui fallait coûte que coûtewat moet je? • qu'est-ce que tu veux?wat moet dat? • qu'est-ce que c'est que ça?ze moet er even uit • elle a besoin de changer d'airwaar moet je heen (gaan)? • où est-ce que tu vas?¶ moest ik ziek worden, … • si je tombais malade, …II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [mogen, believen] vouloir (qc. de qn.)♦voorbeelden: -
7 het
het11 [onzijdig naamwoord] 〈 aanwijzend voornaamwoord〉 ce, c' 〈 als onderwerp〉; ça, cela 〈 als onderwerp, ter versterking〉; 〈 persoonlijk voornaamwoord〉 le, la 〈 als lijdend voorwerp〉; lui 〈 als meewerkend voorwerp〉; en, y♦voorbeelden:1 wat is het toch, dat geluid? • mais qu'est-ce que c'est que ce bruit?de bakker nam deeg en kneedde het • le boulanger prit de la pâte et la malaxahet kind heeft honger, geef het een boterham • cet enfant a faim, donne-lui une tartinehet was een oude man • c'était un vieil hommehet waren moeilijke dagen • ce furent des journées pénibleshet scheelde weinig • il s'en est fallu de peuhet kan me niet schelen • je m'en ficheII 〈 onbepaald voornaamwoord〉1 [loos onderwerp] 〈 persoonlijk voornaamwoord〉 il 〈 als onderwerp van een onpersoonlijk werkwoord〉 ⇒ 〈 aanwijzend voornaamwoord〉ça2 [geslachtsgemeenschap] ça♦voorbeelden:1 hoe gaat het? • comment ça va?het regent • il pleuthet zij zo • soit!〈 met nadruk〉 dat is je van het! • c'est le fin du fin!————————het21 〈 bepaald lidwoord〉 le 〈m.〉; l' 〈m.+ v.; vóór klinker of stomme h〉; la 〈v.〉; 〈 voorafgegaan door een voorzetsel, dat in 't Frans met ‘à’ of ‘de’ moet worden vertaald〉 au 〈à + le〉; des 〈de + les〉♦voorbeelden:het huis, het brood, het uur • la maison, le pain, l'heureop het kasteel • au châteauzij was er het eerst • elle était la première arrivéewie van hen is het gelukkigst? • lequel d'entre eux est le plus heureux? laquelle d'entre elles est la plus heureuse?1 [het beste in zijn soort] le, la, l' … par excellence2 [het juiste]le, la, l' … qu'il me (te, lui etc.) faut3 [het belangrijkste]le, la, l' … majeur(e)♦voorbeelden:dat is hét succes van het jaar • c'est le (grand) succès de l'année¶ hét idee! • quelle idée! -
8 dan
dan1〈 bijwoord〉1 [op dat tijdstip] alors2 [daarna, daarbij] puis3 [bijwoord van voorwaarde] 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:2 eerst werken, dan spelen • d'abord le travail, ensuite le jeuhij heeft twee huizen in de stad en dan nog één buiten • il a deux maisons à la ville et une autre à la campagneen dan? • et alors?3 als de trein niet rijdt, dan kan ik niet komen • s'il n'y a pas de trains, je ne peux pas venir〈 in een gebiedende zin〉 ga dan toch aan je werk! • mets-toi donc au travail!hebben dan alle getuigen gelogen? • tous les témoins auraient donc menti?ook goed, dan niet • eh bien, comme tu veuxdie schrijver had dan toch (maar) veel succes • n'empêche que cet auteur a eu beaucoup de succèsen wat dan nog? • et alors?————————dan2〈 voegwoord〉3 [na een ontkennende zin] que5 [of] ou (bien)♦voorbeelden:dat boek kost meer dan honderd frank • ce livre coûte plus de cent francshet is prettiger iets ineens af te werken, dan dat men er nog eens voor terug moet komen • il est plus agréable de finir quelque chose que de devoir y revenir une autre foisdat is anders dan je zegt • c'est différent de ce que tu disis het feest morgen dan wel overmorgen? • la fête est demain ou (bien) après-demain? -
9 weten
weten1〈 het〉♦voorbeelden:bij mijn weten is hij niet weggegaan • je ne sache pas qu'il soit partibij mijn weten • à ma connaissancebuiten mijn weten • à mon insuiets naar zijn beste weten doen • faire qc. de son mieux————————weten21 [kennis hebben van; enig idee, vermoeden hebben] savoir2 [+ te + onbepaalde wijs][erin slagen] réussir (à)♦voorbeelden:1 weet je mijn agenda ook (te liggen)? • sais-tu où est mon agenda?God mag weten hoe lang … • Dieu sait combien de temps …een hele hoop weten (over) • en savoir long (sur qn., qc.)dat weet zelfs een kind! • c'est élémentaire!ik weet z'n naam niet • je ne connais pas son nomeen goed restaurant weten • connaître un bon restaurantzeker weten! • pour sûr!hij kan het weten • il est payé pour le savoirik zal het u laten weten • je vous préviendraije moest beter weten • cela m'étonne de ta partu moet weten dat … • sachez que …hij wist te vertellen dat … • il a pu nous raconter que …hij wil (graag) weten dat hij rijk is • il ne cache pas qu'il est richeiets niet willen weten • refuser d'admettre qc.niets van iets willen weten • ne rien vouloir entendre de qc.er het zijne van willen weten • vouloir en avoir le coeur netalles van iets weten • s'y connaîtremet haar weet je het nooit • on ne sait jamais avec elleweet je wat … • écoute …je weet wie het zegt • prends-le pour ce que ça vautwie weet • qui sait?je moet het zelf (maar) weten • fais comme tu voudrashij weet niet beter of het hoort zo • il est persuadé que c'est la coutumezij weten niet beter • il ne faut pas leur en vouloir, ils n'y peuvent rienhij weet wel beter • il est plus malin que çahij weet ervan • il est au courantweten hoe je iets aan moet pakken • savoir s'y prendre〈 ironisch〉 dat zal jij niet weten! • ne fais pas l'innocent!iets niet weten • ignorer qc.ik zou het niet weten • je ne saurais vous le direhij wist niet hoe gauw hij weg moest komen • il n'avait qu'une hâte: s'enfuirze zullen niet weten waar ik blijf • ils se demanderont où je suis (passé)niet weten waar je blijven moet • ne pas savoir où se mettreweet je wel • tu saisvoor zover ik weet • pour autant que je sacheergens iets op weten • avoir une idéete weten • à savoiriets te weten komen • apprendre qc.ik weet van niks • je n'en sais rienniets van het leven weten • ne rien connaître de la vieals je maar weet dat … • sache bien que …als je dat maar weet! • maintenant, te voilà prévenu!niet dat ik weet • pas que je sachehij wil niet weten dat hij ziek is • 〈 aanvaardt het niet〉 il ne veut pas admettre qu'il est malade; 〈 wil niet dat men het weet〉 il ne veut pas que l'on sache qu'il est maladeje weet heel goed dat … • tu n'ignores pas que …hij wist niet beter of ik was vertrokken • pour lui je devais être partiweet je nog? • tu t'en souviens?weet ik veel! • qu'est-ce que je sais, moi!weten wat men aan iemand heeft • être fixé sur le compte de qn.er heel wat van af weten • en savoir longweten wat honger is • connaître la faimnu weet je 't ook • te voilà au courant〈 spreekwoord〉 wat niet weet, dat niet deert • ce que les yeux ne voient pas, ne fait pas mal au coeurweten te ontkomen • réussir à s'échapperniets weten te zeggen • ne plus savoir quoi dire¶ ze hebben het geweten • 〈 ze waren gewaarschuwd〉 ça leur a coûté cher; 〈 ze hebben ervoor moeten boeten〉 ils s'en sont mordu les doigtsvoor je het weet, ben je er • tu y seras en moins de rienzij weet het altijd beter • elle veut toujours avoir le dernier motje weet wel beter • tu n'en penses pas un motje weet ('t) maar nooit • on ne sait jamaiszij weet van geen ophouden • elle ne sait pas s'arrêter -
10 over
over11 [voorbij] passé♦voorbeelden:II 〈 bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] à travers2 [op een andere plaats] de l'autre côté♦voorbeelden:over en weer • de part et d'autreover en weer lopen • faire les cent paselkaar over en weer verwijten maken • se faire des reproches réciproquesmorgen gaan we over • on déménage demainmijn tante is gisteren over geweest • hier ma tante est venue nous voir〈 communicatie(media)〉 over! • terminé!→ link=reden redente over • plus qu'il n'en fautvoorbeelden te over • les exemples abondentgelegenheid te over! • les occasions ne manquent pas!————————over2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] sur2 [via] par3 [boven, langs iets heen] au-dessus de4 [aan de andere kant van] de l'autre côté de5 [na verloop van] dans6 [meer, verder dan] plus de7 [tegenover] en face de♦voorbeelden:het nieuws verspreidde zich over het hele land • la nouvelle se répandit dans tout le paysover de straat lopen • marcher dans la ruezij heeft iets innemends over zich • elle a qc. d'avenantover de post • par la posteik heb het over de radio gehoord • je l'ai entendu à la radio3 over de grens komen • franchir, passer la frontièrevandaag over acht dagen • aujourd'hui en huitde temperatuur was over de 30° • il faisait plus de 30°het is over vieren • il est quatre heures passées→ link=wereld wereld -
11 zijn
zijn11 [algemeen] être3 [gebeuren] arriver4 [+ van][behoren aan] être (à, de)5 [bezig zijn met] être en train de6 [bedragen] s'élever (à)7 [weersgesteldheid] faire8 [leeftijd] avoir♦voorbeelden:1 〈 bijbel〉 God zei: ‘daar zij licht’. En daar was licht • Dieu dit: ‘que la lumière soit’. Et la lumière futdie man is er geweest • 〈 heeft het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd〉 cet homme ne va pas s'en tirer; 〈 is gestorven〉 cet homme n'est pluser zijn mensen die … • il y a des gens qui …bang zijn • avoir peurdaar is niets van waar • il n'y a pas un mot de vrai là-dedansdat is te doen • c'est faisablehij is geprezen (geworden) • il a été approuvédat kan wel (zo) zijn • c'est bien possibledat boek is overal te krijgen • ce livre se trouve partouthij is uitgegaan • il est sortihet is maar dat je het weet • à titre d'informationhet is laat • il est tardhet is avond • c'est le soirhet was op een woensdag • c'était un mercredihet is woensdag vandaag • nous sommes mercredizij het • cependantdat is 'm • c'est luiwat is er? • qu'est-ce qu'il y a?〈bijv. in café〉 wat zal het zijn? • et pour Monsieur, Madame?er was eens een koning … • il était une fois un roi …hoe was dat ook weer? • comment était-ce encore?als het ware • pour ainsi direals ik jou was, zou ik … • (si j'étais) à ta place, je …zij het dat … • bien que …,het is of ik hem meer gezien heb • il me semble que je l'ai déjà vuben ik? • c'est à moi?2 hoe ver ben je? • où en es-tu?waar is hij nu toch? • mais où est-il (donc)?er was vroeger iets tussen die twee • il s'est passé qc. entre eux autrefoishet zij zo • soit4 van wie is dat potlood? • à qui est ce crayon?van welke auteur is dat boek? • de quel auteur est ce livre?wij zijn met de trein • nous sommes venus en train————————zijn21 [bijvoeglijk gebruikt]son, sa, ses2 [zelfstandig gebruikt]le sien, la sienne♦voorbeelden:te zijner tijd • en temps utilehet zijne ervan zeggen • donner son avishij wilde er het zijne van weten • il voulut en avoir le coeur net -
12 gewoon
1 [algemeen] ordinaire2 [gewend aan, vertrouwd met] habitué♦voorbeelden:de gewone betekenis van een woord • la signification courante d'un mothij is verschrikkelijk gewoon • il est terriblement ordinairehet gewone leven • la vie quotidiennede gewone manier van doen • la manière habituelleeen gewoon mens • un homme, une femme comme tout le mondedat is mijn gewone plaats • c'est ma place habituellegewone rechtbank • tribunal de droit commungewoon soldaat • simple soldatop het gewone tijdstip • à l'heure accoutuméegewone rode wijn • vin rouge ordinaireeindelijk ben ik weer gewoon • enfin je suis de nouveau moi-mêmeradio is nu iets heel gewoons • de nos jours la radio est quelque chose de banalgewoon zijn te, om • avoir l'habitude deII 〈 bijwoord〉1 [op de gebruikelijke wijze; in de gebruikelijke mate] normalement2 [ronduit gezegd] franchement3 [zonder meer] (tout) simplement♦voorbeelden:doe maar gewoon! • fais comme tout le monde!ga alsjeblieft gewoon zitten! • assieds-toi comme il faut!dat vlees is gewoon niet te eten • cette viande est franchement inmangeable't kan gewoon niet anders • c'est forcéje gaat gewoon naar hem toe • tu vas simplement le voir -
13 de
deI 〈 bepaald lidwoord〉1 le 〈m.〉; la 〈v.〉; l' 〈m.+ v.; vóór klinker of stomme h〉; les 〈 meervoud〉; 〈 voorafgegaan door een voorzetsel, dat in 't Frans met ‘à’ of ‘de’ moet worden vertaald〉 au 〈à + le〉; aux 〈à + les〉; du 〈de + le〉; des 〈de + les〉♦voorbeelden:de man, de vrouw, de arbeider • l'homme, la femme, l'ouvrier1 [de beste in zijn soort]le, la, l', les … par excellence2 [de juiste]le, la, l', les … qu'il me (te, lui etc.) faut3 [de belangrijkste]le, la, les plus important(e)(s), grave(s) etc.♦voorbeelden:dat is dé oplossing voor dit probleem • c'est la meilleure solution (pour résoudre ce problème)2 dat is dé man voor dat karwei • c'est l'homme qu'il me (te etc.) faut3 drugsgebruik is dé plaag van onze samenleving • la drogue est le plus grave fléau de notre société -
14 ook
2 [zelfs] même3 [als versterking] vraiment6 [misschien] peut-être♦voorbeelden:1 ook een mop! • la bonne blague!〈 ironisch〉 dat is ook een standpunt! • en voilà une idée!mij ook goed! • d'accord!zo kun je er ook over denken • c'est une opinion qui se défend't is ook wat! • quelle affaire!dat is ook wat moois! • c'est du joli!ik ben er ook nog! • et moi! on m'oublie!weg! en gauw ook! • allez ouste, et plus vite que ça!ik ook niet • moi non plusdoe ook zo • faites-en autantook namens mijn man zend ik u … • mon mari se joint à moi pour vous envoyer …als ook • ainsi queniet alleen …, maar ook … • non seulement … mais encore …wat u ook zegt • vous avez beau direwat het resultaat ook moge zijn • quel que soit le résultatwat er ook gebeurt • quoi qu'il arrivewie (dan) ook • qui que ce soithoe heet hij ook al weer? • comment s'appelle-t-il déjà?hoe weinig ook • si peu que ce soithoe dom hij ook is • aussi bête qu'il soit4 zij heeft hard gewerkt, zij is dan ook geslaagd • elle a travaillé dur, aussi a-t-elle réussi5 zij is eindelijk geslaagd, zij had dan ook hard gewerkt • elle a fini par réussir, il faut dire qu'elle avait travaillé dur¶ dat gezanik ook! • ces éternelles jérémiades!ook al protesteert u • vous avez beau protesterook al is hij niet rijk • bien qu'il ne soit pas riche -
15 hebben
1 [algemeen] avoir2 [verdragen] supporter♦voorbeelden:gelijk hebben • avoir raisonmag ik dat potlood even van je hebben? • je peux t'emprunter ton crayon une seconde?〈 zelfstandig〉 iemands hele hebben en houden • toutes les possessions de qn.(het) met iemand te doen hebben • plaindre qn.dagelijks met iemand te doen hebben • avoir journellement affaire à qn.je hebt alleen maar te doen wat ik zeg • tu n'as qu'à faire ce que je te disgeen klagen hebben • ne pas avoir à se plaindremag ik dat hebben? • je peux l'avoir?iets moeten hebben • vouloir absolument qc.van wie heb je dat? • qui t'a dit ça?hoe laat heb je het? • quelle heure as-tu?hoe heb ik het nu, hoe hebben we het nu met elkaar? • que faut-il penser de tout cela?het druk hebben • être très occupéwij hebben het goed met elkaar • nous nous entendons bienhoe heb ik het nu met je? • qu'est-ce que tu me fais là?ik heb het niet uit mijzelf • je ne l'ai pas inventéhebt u nog iets? • d'autres questions?het heeft er veel van dat … • tout porte à croire que … 〈+ aantonende wijs〉men weet niet wat men aan hem heeft • on ne sait jamais à quoi s'en tenir sur son compteiets bij zich hebben • avoir qc. sur soihet in zijn rug hebben • souffrir du doszij hebben iets met elkaar • ils ont une liaisoniets vrolijks over zich hebben • avoir l'air joyeuxiemand tot man hebben • avoir qn. pour marivan wie heeft hij dat? • de qui tient-il cela?veel van iemand hebben • tenir beaucoup de qn.zij heeft het niet van een vreemde • elle a de qui tenirhij heeft er niets op tegen • il n'a rien contreeen klap van heb ik jou daar • une gifle magistrale2 hij kan niet veel hebben • 〈m.b.t. drank〉 il ne supporte guère l'alcool; 〈 vlug overstuur〉 il panique très viteiets kunnen hebben • pouvoir supporter qc.iets niet willen hebben • ne pas vouloir de qc.〈 pejoratief〉 wat moet je (van me) hebben? • qu'est-ce que tu me veux?ik moet er niets van hebben • 〈 niets mee te maken〉 je ne veux pas en entendre parler; 〈 houd er niet van〉 très peu pour moi, mercimoet je net Freek hebben • et c'est à Freek que tu demandes ça?; 〈 dat is dé man〉 oh! alors Freek, c'est l'homme qu'il (te, nous) fautwaar wil je me hebben? • où veux-tu que je me mette?nu kom je waar ik je hebben wil • maintenant tu vois où je veux en venirwat had u gehad willen hebben? • vous désirez?iets zus of zo (gedaan) willen hebben • vouloir (qu'on fasse) qc. de telle ou telle façonwe zullen hem hebben • on l'auradan heb je dat • voilà, c'est ce qui arrivedaar zullen we (zul je) het hebben • il va y avoir du pétarddaar hebben we het (gedonder) • ça y est, voilà les emmerdements qui (re)commencentdaar heb je het al • nous y voilàje hebt ook groene druiven • il y a aussi des raisins verts〈 in opsommingen〉 daar heb je … • (alors) voilà …ik heb niets aan die prullen • cette camelote ne me sert à rienwat zullen we nu hebben • allons bon, quoi encore?daar heb je hem lelijk mee • là tu le tiens biendat heb je ervan • on pouvait s'y attendrede hoeveelste hebben we? • on est le combien aujourd'hui?liever hebben • aimer mieuxhij had het niet meer • il n'en pouvait pluswel heb ik ooit! • a-t-on jamais (vu)!heb je ooit van je leven! • a-t-on jamais vu de la vie!ik heb het niet op hem • je ne l'aime pasik zal het er met hem over hebben • je lui en parleraiik heb het tegen jou • c'est à toi que je parlehem om hebben • être bourré→ link=god godII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoorden] avoir ⇒ 〈 met wederkerend werkwoord, sommige werkwoorden die een beweging uitdrukken〉 être♦voorbeelden:gelachen dat we hebben! • qu'est-ce qu'on a ri!hij heeft het weggegeven • il l'a donné -
16 lang
3 [m.b.t. personen] grand (de taille)♦voorbeelden:twee weken lang • pendant quinze jourshet is zo lang als het breed is • c'est bonnet blanc et blanc bonnetlang duren • durer (longtemps)hij maakt het niet lang meer • il n'en a plus pour longtempslang meegaan • durerergens lang over doen • prendre beaucoup de temps à faire qc.de tijd valt me lang • je trouve le temps longhet vriest niet langer • il ne gèle plusals je denkt dat ik dat zal doen kun je lang wachten! • si tu crois que je vais faire cela, tu peux toujours courir!de dagen worden langer • les jours commencent à (s')allongeral lang • depuis longtempsal lang en breed thuis zijn • être rentré depuis longtempswe hebben het er lang en breed over gehad • nous en avons parlé en long et en largelang geleden • il y a longtempsdat heeft lang genoeg geduurd • cela a assez duréhoe lang blijf je? • combien de temps restes-tu?ik heb in lang niet zo gelachen • cela fait longtemps que je n'ai pas ri autantlang van stof zijn • être prolixein het lang zijn • être en longhet wordt hoe langer hoe erger • ça va de mal en pishoe langer, hoe liever • le plus longtemps sera le mieuxdat kan zo niet langer • cela ne peut plus durerdat smaakt lang niet slecht • ce n'est pas mauvais du touthij is nog lang niet zo ver • il n'y est pas encorehij is lang zo rijk niet als beweerd wordt • il est loin d'être aussi riche qu'on le prétendbij lange na niet • il s'en faut de beaucoupze zijn even lang • ils ont la même taille -
17 sterk
♦voorbeelden:het sterke geslacht • le sexe forthet leger is 30.000 man sterk • l'armée est forte de 30.000 hommeseen sterke motor • un moteur puissanteen sterke parfum • un parfum capiteuxeen sterke persoonlijkheid • une forte personnalitéeen sterke valuta • une monnaie fortesterk gepeperd • très poivréeen sterk vergrote foto • une photo fortement agrandiedat is sterk! • ça c'est (un peu) fort!〈 figuurlijk〉 zich sterk maken voor iemand • prendre fait et cause pour qn.sterker maken • renforcersterk ruiken • sentir fortsterk twijfelen aan iets • douter fort de qc.hij is niet sterk genoeg om dat te doen • il n'est pas de force à le fairesterker nog … • le plus fort c'est que …zij zijn numeriek sterker • ils sont supérieurs en nombresterk in aardrijkskunde zijn • être fort en géographie〈 spreekwoord〉 wie niet sterk is, moet slim zijn • quand on n'est pas le plus fort, il faut être le plus fineen sterk gezondheid hebben • avoir une santé robustesterke lijm • de la colle forteeen sterke plant • une plante vigoureuse→ link=paard paard -
18 best
best1〈de, het〉♦voorbeelden:je moet beter je best doen • il faut que tu fasses encore plus d'effortsop zijn best • au mieuxhij is op zijn best • il donne le meilleur de lui-mêmeiets ten beste geven • faire entendre qc.————————best21 [overtreffende trap van ‘goed’] le meilleur2 [van uitstekende kwaliteit] très bon/bonne3 [braaf] bon4 [bij aanspreekwoorden]cher/chère♦voorbeelden:de beste leerlingen van de klas • les meilleurs élèves de la classeje bent een bovenste beste • tu es une perlezij kwam als de beste uit de bus • elle se révéla être la meilleurehet beste van iets hopen • espérer que tout ira pour le mieuxhet beste van iets maken • faire pour le mieuxhet beste van het beste • ce qu'il y a de mieux→ link=eerste eersteII 〈 bijwoord〉1 [overtreffende trap van ‘goed’] le mieux2 [uitstekend] très bien3 [afzwakking] assez♦voorbeelden:deze plant doet het het best op een vochtige bodem • cette plante préfère les terrains humidesjij kent hem het beste • c'est toi qui le connais le mieuxje weet het best • tu le sais fort bienniet zo best • pas fameuxhoe gaat het? best • ça va? pas mal→ link=lest lesthet is best een goed boek • ce livre n'est pas malik vind het best lekker • ce n'est pas mauvais du toutdat is best moeilijk • c'est plutôt difficilehij heeft het er best moeilijk mee • à vrai dire c'est difficile pour luihet is best mogelijk • c'est bien possibledat zou best kunnen • cela se pourrait bienbest wel • bel et bienik heb er best wel onder geleden • je ne cache pas que j'en ai souffert -
19 ver
3 [zich uitstrekkend over een grote afstand] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 long/longue♦voorbeelden:een sprong van een meter ver • un saut d'un mètrein de verre toekomst • dans un lointain avenireen ver vooruitzicht • une perspective lointaineeen verre voorvader • un lointain ancêtrever gevorderd zijn • avoir bien progresséje hebt te ver gegooid • tu as jeté la balle, la pierre (etc.) trop loindat is ver gezocht • c'est tiré par les cheveuxde nacht is ver gevorderd • il est déjà bien tardver komen • aller loinver met iets komen • bien avancer qc.met die vijftig gulden zul je niet ver komen • tu n'iras pas loin, avec ces cinquante florinsver vooruitzien • voir loinnog (altijd) even ver zijn • ne pas être plus avancé (qu'auparavant)de vrede is nog ver te zoeken • la paix n'est pas pour demainde vanillesmaak is in deze pudding ver te zoeken • il faut de la bonne volonté pour trouver à ce flan un goût de vanillehoe ver is het nog? • c'est encore loin?hoe ver bent u? • où en êtes-vous?u gaat te ver! • vous allez trop loin!dat gaat te ver! • c'est trop fort!ver weg • loinzo ver loop ik niet • je ne vais pas faire tout ce trajet à piedzo ver reikt mijn macht niet • mon pouvoir ne s'étend pas jusque-làzo ver zijn we nog niet • on n'en est pas encore làhij is ver boven de vijftig • il a largement dépassé la cinquantainever na middernacht • bien après minuittot ver in de nacht • jusqu'à une heure avancée de la nuitver uit, van elkaar liggen • être éloignésvan ver komen • venir de loinver van de weg af liggen, staan • être loin de la routehet is ver van het station naar de stad • il y a loin de la gare à la ville2 iemand ver overtreffen • être très supérieur à qn.ver heen zijn • 〈 dronken〉 être bien parti; 〈m.b.t. bewustzijn〉 être à peine conscient; 〈 zeer ziek〉 être au plus malver in de minderheid blijven • être nettement minoritairever onder het gemiddelde • bien au-dessous de la moyennedat het zo ver met iemand kan komen! • que l'on puisse tomber si bas! -
20 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons
- 1
- 2
См. также в других словарях:
plus — [ plys ] adv. • 980; mot lat. « une grande quantité » ♦ Mot servant de comparatif à beaucoup et entrant dans la formation des comparatifs de supériorité et dans celle du superlatif relatif de supériorité. I ♦ (Compar.; cf. aussi III) A ♦… … Encyclopédie Universelle
plus — PLUS. adv. de comparaison. Davantage. J ay plus d interest à cela qu un autre. Personne n y a plus d interest que luy. il est plus content qu un Roy. il travaille plus que personne. il est à qui plus luy donne. il va où il y a plus à gagner. qui… … Dictionnaire de l'Académie française
EST-OUEST (RELATIONS) — La question des relations Est Ouest remonte à la révolution russe de 1917; elles se sont développées à partir d’une trame qui n’a pas beaucoup changé jusqu’à la disparition de l’U.R.S.S., en décembre 1991; elles reposaient sur l’existence de deux … Encyclopédie Universelle
est — [ ɛst ] n. m. inv. • hest XIIe; a. angl. east ♦ Celui des quatre points cardinaux qui est au soleil levant (abrév. E.). ⇒ levant, orient. De l est à l ouest. Mosquée orientée vers l est. Par ext. Lieu situé du côté de l est. Vent d est. « Une… … Encyclopédie Universelle
plus — (plû ; l s se lie : plu z actif ; quelques uns font sentir l s quand plus termine un membre de phrase : il en a plus ; Regnier Desmarets remarque, à la fin du XVIIe siècle, qu on faisait sonner les consonnes finales des mots qui terminaient la… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
PLUS — adv. de comparaison Davantage. J ai plus d intérêt à cela qu un autre. Personne n y a plus d intérêt que lui. Il est plus content qu un roi. Il travaille plus que personne. Il est à qui plus lui donne. Il va où il y a plus à gagner. Il a fait… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
PLUS — adv. Comparatif de Beaucoup, qui est opposé à Moins et qui sert à marquer la Supériorité d’une personne ou d’une chose comparée à une autre ou à elle même, sous quelque rapport de quantité, de qualité, d’action, etc. J’ai plus d’intérêt à cela… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Plus belle conquête de l'homme — Cheval Pour les articles homonymes, voir Cheval (homonymie) … Wikipédia en Français
plus — adv.(de quantité), davantage, en plus grande quantité, (n est jamais adv. de comparaison devant un adj. ou un adv.) : MÉ (Aix.017, Albanais.001, Annecy.003, Arvillard.228, Aillon J.234, Balme Si.020, Billième, Bogève.217, Chambéry.025, Chamonix,… … Dictionnaire Français-Savoyard
Plus gros succès du box-office mondial — Cet article présente les 50 premiers films du box office mondial, c est à dire les films qui ont rapporté la plus grosse recette en dollar courant (non réévalué de l inflation) ainsi qu en dollar constant (corrigé de l effet de l inflation). Les… … Wikipédia en Français
Est du Québec — Québec Cet article concerne la province canadienne. Pour l article sur la capitale, voir Québec (ville). Pour les autres significations, voir Québec (homonymie). Québec … Wikipédia en Français